Toen we vanmorgen in Lee Vining wegreden waaide het ontzettend hard. Het was zelfs een beetje frisjes. Maar hoe dichter we bij Death Valley kwamen, hoe warmer de wind. Op het laatst was het alsof je een hete föhn op je gezicht gezet had.
Maar even terug naar de route. In Bishop, zo’n 65 kilometer ten zuiden van Lee Vining, zit een oud-nederlandse Bakkerÿ (echt zo schrijven ze het, een Y met puntjes). Je ruikt de krentenmik al van een kilometer ver. Natuurlijk is het een gigantische ‘tourist-trap’, maar lekker brood is nu eenmaal zeldzaam in de USA, dus effe lekker ontbeten en meteen een mikje (volkoren met jalopeno pepers) meegenomen voor morgenvroeg.
Hierna opzoek naar Cerro Gordo, een klein spookstadje hoog boven in de bergen van de Owens Vallei. Het stond enkele jaren geleden al op ons lijstje, maar het bleek ‘private property’ te zijn en bezoekers waren niet welkom.
Tot onze verbazing hadden we gisteren gelezen dat de eigenaars graag bezoekers willen ontvangen, maar wel op afspraak. Echter geen telefoonnummer en een vaag webadres. Wel een route beschrijving, dus de stoute schoenen aangetrokken… eh… de 4-wheel drive van de auto ingeschakeld en het smalle berg weggetje omhoog geklommen. Halverwege schreeuwden al diverse borden dat we aan het ‘trespassen’ waren en dat er eerst geschoten en dan pas de politie gebeld zou worden….
Tja, de ervaring leert ons dat het meestal wel meevalt….
En ja hoor, eenmaal boven op de berg stond een vriendelijke meneer ons al toe te zwaaien en toen we hem vroegen of we in overtreding waren, lachte hij: “Ja! Maar kom eerst eens binnen, de wind is wel heel koud vandaag!”
Vervolgens kregen we een persoonlijk rondleiding door het spookdorpje. Hijzelf was een van de vrijwilligers die het dorpje tot voor kort aan het opknappen was. Maar de eigenaar was afgelopen donderdag overleden en in samenspraak met de familie deed hij in toerbeurt de wacht houden over het dorpje totdat er zekerheid kwam over de toekomst. Het speciale van Cerro Gordo is dat het dorp nog steeds redelijk intact is. Je vindt er dus overal nog “antiek”. De meeste oude mijn-dorpjes in de USA zijn helemaal leeggeroofd. Een klein mijnkarretje doet al snel zo’n 4000 euro op de zwarte markt.
Na zo’n twee uur met de lieve man gebabbeld te hebben en het stadje helemaal rond gewandeld te hebben moesten we toch echt verder richting Death Valley.
Zodra we de berg afkwamen en via Saline Valley naar Furnace Creek reden voelden we ons steeds meer thuis…. Het kwik was inmiddels ver de 40 graden gepasseerd…